Wat een treurigheid.

Het is bijna niet voorstelbaar. Op hun huwelijksreis gaat het pas gehuwde echtpaar, eerder hadden zij al een geregistreerd partnerschap, naar de Dominicaanse Republiek. Nadat zij een excursie hebben gemaakt naar het eiland Saona gaan ze ’s avonds nog uiteten. Teruggekeerd in de hotelkamer voelen zij zich niet lekker en bellen de receptie. Beiden worden naar het ziekenhuis vervoerd. Eén van hen overlijdt om 12.12 uur, de ander om 12.35 uur. Oorzaak van overlijden: vergiftiging. Een testament hebben zij niet opgemaakt.

Ons erfrecht kent de zogenaamde commoriëntenregeling. Wanneer de volgorde waarin twee personen zijn overleden niet kan worden bepaald, worden die personen geacht gelijktijdig te zijn overleden en valt aan de ene persoon geen voordeel uit de nalatenschap van de andere ten deel. Kort gezegd; de één erft dan niet van de ander. Maar in dit geval waren de tijdstippen van overlijden duidelijk vastgesteld.

Wie van de twee het eerste overlijdt wordt in de uitspraak niet met naam genoemd. Gepubliceerde uitspraken van rechters vermelden geen namen, maar duiden personen vaak aan met letters, in dit geval “X” en “Y”. Maar laten we aannemen dat het hier de man is die 23 minuten eerder overlijdt. In art. BW 4:10 heeft de wetgever de volgorde van erven vastgesteld. En deze brengt met zich mee dat de vrouw alles van de man erft, en haar familie, er zijn geen kinderen, alles van haar. Als een overledene geen testament heeft opgesteld, bepaalt de wet wie erft. Artikel 4:10 lid 1 onder a BW bepaalt dat als de overledene een echtgeno(o)t(e) en/of kinderen heeft, dezen erven van de erflater. Indien de overledene geen kinderen of echtgeno(o)t(e) (meer) heeft, bepaalt artikel 4:10 lid 1 onder b BW dat de ouders en de broers en zussen van de overledene erven. Het volledige gezamenlijke vermogen van € 200.000,00 komt daardoor bij de familie van de vrouw terwijl de familie van de man met lege handen en groot verdriet achterblijft.

Eén van de erfgenamen van de vrouw vraagt aan de rechtbank om voor recht te verklaren dat de vrouw enig erfgenaam is van de man en dat haar erfgenamen vervolgens alles erven van de man en de vrouw gezamenlijk.

Ofschoon er nog enige discussie wordt gevoerd over de exacte tijdstippen komt vast te staan dat de man als eerste is overleden.

De nabestaanden van de man doen een beroep op de commoriëntenregeling van art. 4:2 BW. Zij stellen dat deze regeling ook van toepassing moet zijn wanneer het overlijden van beide het gevolg is van dezelfde oorzaak en dat wanneer beiden in de hotelkamer waren overleden de volgorde nimmer vastgesteld had kunnen worden. De rechtbank volgt hun echter niet. Gelet op de uitdrukkelijke overwegingen bij de totstandkoming van het Benelux- verdrag en gelet op de overwegingen in de wetsgeschiedenis inzake de totstandkoming van Boek 4 ziet de rechtbank geen ruimte om ten aanzien van het overlijden van [X] en [Y] te bepalen dat zij, voor wat betreft de toepassing van artikel 4:2 BW, op hetzelfde tijdstip zijn overleden. 

Een aantal gedaagden doet vervolgens een beroep op de redelijkheid en billijkheid. Een beroep dat in het erfrecht nog wel eens gehonoreerd wordt. En dat treft doel. De rechtbank overweegt:

De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een zeer uitzonderlijke situatie: Partijen waren slechts twee weken getrouwd. Zij hebben niet in een testament hun wensen inzake hun nalatenschap vastgesteld. Als zij dat wel hadden gedaan hadden zij naar alle waarschijnlijkheid voor deze situatie iets anders bepaald dan de wettelijke regeling. Zij zijn op zeer korte termijn na elkaar aan een zelfde oorzaak overleden. Het onder deze omstandigheden vasthouden aan de wettelijke volgorde zoals opgenomen in artikel 4:10 sub a BW, waarbij het gehele vermogen van [Y] en [X] alleen bij de familie van [Y] terechtkomt, druist in tegen het rechtsgevoel en is, juridisch gezegd, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. 

Dit oordeel van de rechtbank betekent dat [Y] geen erfgenaam is in de nalatenschap van [X] , maar dat haar ouders tezamen met haar (half)broers en halfzus haar erfgenamen zijn, zoals bepaald onder artikel 4:10 sub b BW. De vordering van [eiseres] onder I., III. en IV. zal dan ook worden afgewezen.

Kortom, de nalatenschap wordt in twee gelijke delen over de beide families verdeeld. Een uitspraak waarbij van de wettelijke regeling wordt afgeweken maar waar menigeen een goed gevoel aan zal overhouden.

Een link naar de uitspraak:

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:4